Samen Leven met Corona: Een globaal overzicht van de theorie
1. De doelstelling
Naar volledige tekst
Als doel van het preventieve beleid stel ik het zoveel mogelijk beperken van de ernstige, dodelijke en invaliderende Covid-19 infecties. Het huidige overheidsbeleid, om het virus maximaal te controleren, heeft overbelasting van bv. de test-capaciteit en het GGD-onderzoek tot gevolg. Dit terwijl het in de meerderheid van de gevallen tot weinig ernstige ziekte leidt.
In de volgende hoofdstukken beschrijf ik het resultaat van een onderzoek naar een theorie, die, zonder verlies aan effectiviteit, kan bijdragen aan optimalisatie van de beleidsmaatregelen.
2. De pathogenese
Naar volledige tekst
Op basis van paralellen in de epidemiologie van andere luchtweginfecties, zoals Mycoplasma pneumonia en influenza stel ik, dat er vermoedelijk sprake is van een "antigene oerzonde", zoals die voor influenza beschreven is: een infectie met een bepaald type van het pathogeen - in dit geval een Coronavirus - leidt tot "priming" van het immuunsysteem tegen dit type. Bij latere infecties met een ander type ontstaan snel opnieuw juist deze antilichamen, die niet precies passend een binding aangaan met het nieuwe type. Dit leidt tot een aberrante interactie, die vermoedelijk een rol speelt bij het ontstaan van de Covid-19 "griep", en bij de immunologische complicaties van de longinfecties, zoals ARDS en trombo-embolie.
3. De epidemiologie
Naar volledige tekst
Algemeen wordt aangenomen, dat Covid-19 een druppeltjes infectie is. Op basis van wetenschappelijk onderzoek naar aerosolen, is het aannemelijk dat ook aerogene besmetting een rol speelt. In het bijzonder zeer kleine druppeltjes kunnen diep in de longen doordringen, en zich daar, na binding aan het overvloedig aanwezige ACE2, sterk vermeerderen. Dit leidt tot longschade, met vaak de bovenbeschreven complicaties ervan.
Dit soort druppeltjes, die ontstaan bij "gewone" Covid-19 infecties, zullen slechts zelden actief virus bevatten. Maar bij "superspreaders" is dit wel het geval. In een ruimte met lage luchtvochtigheid kunnen ook grotere druppeltjes, met meer virus, indrogen tot druppelkernen van deze grootte. En als er dan ook nog weinig ventilatie is, kunnen hoge concentraties van aerogeen verspreide, virus-bevattende deeltjes in zo’n ruimte bereikt worden. Hierdoor kan al na een kort contact en op afstand virustransmissie plaats vinden. Daarbij kunnen ook nieuwe "superspreaders" ontstaan, waardoor, in een vicieuze cirkel, zich een eigen epidemie, met aparte epidemiologische kenmerken ontwikkelt. Dit kan al presymptomatisch het geval zijn.
Dit is een kernpunt van de theorie, met belangrijke gevolgen voor het preventiebeleid.
4. Aanpassing van maatregelen
Naar volledige tekst
De theorie biedt de mogelijkheid om gericht effectieve maatregelen te nemen. Hierover moet uiteindelijk door de politiek beslist worden. Maar hierover moet in goed, deels multidisciplinair, overleg door deskundigen geadviseerd worden. Dit advies moet gebaseerd zijn op medisch-microbiologische- en epidemiologische uitgangspunten, die mede door de theorie bepaald zullen worden. Dit hoofdstuk behandelt deze uitgangspunten voor een effectieve preventie van de ernstige infecties.
5. Het reproductiegetal
Naar volledige tekst
Kernpunt van de theorie is de hypothese dat er in feite twee epidemieën te onderscheiden zijn met naar verwachting verschillende epidemiologische kenmerken. Een van deze kenmerken is het reproductiegetal R. Ziekenhuisopnames zijn bijna uitsluitend het gevolg van longinfecties, zodat op basis van het aantal van deze opnames een betrouwbare waarde van R voor longinfecties berekend kan worden. Vergelijking van deze waarde, met de R op basis van het aantal positieve tests, kan dienen als toets voor de genoemde hypothese. Deze toets lijkt te resulteren in een bevestiging ervan.
Toetsing van de theorie
Behalve de toetsing aan de hand van de reproductiegetallen zij er nog een aantal argumenten, die de theorie aannemelijk maken.
Op basis van deze theoretische overwegingen zijn een aantal voorspellingen gedaan, die uitkwamen. Voorbeelden hiervan zijn de geringe ziektelast en besmettelijkheid van (school) kinderen, het falen van bron-en contact onderzoek om de epidemie in te dammen, naar nu blijkt, en de tweede golf, de winterpiek, ook al is die een maand eerder begonnen dan verwacht. Bovendien biedt de theorie verklaringen voor nu nog onverklaarde fenomenen van de epidemie.
Ongetwijfeld zullen deelaspecten nog wel correctie behoeven, en zijn er nog veel nader te verklaren details. Maar ik meen, dat het geheel van de overwegingen een goede basis biedt voor een alomvattende theorie voor de pathogenese en epidemiologie van Covid-19. Dit kan behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van een rationeel, doelgericht preventiebeleid.